Post-Covid: Back in business?

Niet zo gek dus dat recent in het nieuws was dat het aantal horecazaken dat haar deuren heeft moeten sluiten in Q1 en Q2 van 2023 hoger was dan in de afgelopen 5 jaren. Dit zou blijken uit cijfers van de KvK. Redenen die daarvoor worden genoemd, zijn onder meer de hoge loonkosten, hoge huurkosten en hoge andere lasten zoals energieprijzen. Ondernemers zouden er voor kiezen om een faillissement niet af te wachten en al voor die tijd de deuren te sluiten. De ondernemer wikkelt in dit geval zelf zijn onderneming af door (arbeids)overeenkomsten te beëindigen, de onderneming – al dan niet in delen – te verkopen, schuldeisers te voldoen, fiscaal af te rekenen en de onderneming uit te schrijven. In onze praktijk zien we dat dit een complexe vraagstuk is en van meerdere factoren afhangt. Wij lichten dit graag verder toe.

Arbeidsrechtelijke uitdagingen

De vraag waarom sommige horeca ondernemers nu en niet tijdens de Covid-pandemie met deze problematiek worstelden, kunnen wij vanuit onze arbeidsrechtpraktijk mede beantwoorden door het feit dat ondernemers de afgelopen jaren gebruik konden maken van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW steun), uitstel van betalingen richting de Belastingdienst, de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO), de vaste lastenregeling (TOGS of TVL). Kortom, er was financiële steun om overeind te blijven.

Deze regelingen zijn nu afgelopen. Ondernemers zien zich nu geconfronteerd met de uiteindelijke vaststelling van bijvoorbeeld de NOW steun en dat leidt in veel gevallen tot een terugbetalingsverplichting van ontvangen subsidie. Subsidie die veelal is gebruikt om kosten of andere zaken te bekostigen tijdens de Covid-pandemie. Gevolg van de Covid-pandemie is ook, dat personeel dat voorheen in de horeca werkte massaal ander werk is gaan zoeken.

Op het moment dat personeel werd ontslagen tijdens de corona tijd, vonden veel mensen werk bij bijvoorbeeld de GGD. Werk dat in basis soms beter betaald werd en waarbij minder flexibel hoefde te worden gewerkt. Toen de business van de horeca weer toenam, was het lastig het personeel weer terug te krijgen. Men ziet zich geconfronteerd met een arbeidsmarktkrapte. Goed personeel is moeilijk te vinden. Kortom, wij zien een combinatie van financiële moeilijkheden die nog voortvloeien uit de corona pandemie en een sterk veranderde arbeidsmarkt als reden dat ondernemers de factor arbeid als een te grote belemmering zien om de toekomst positief tegemoet te zien.

Aan de andere kant zien wij innovatie op dit vlak. Dus, dat ondernemers onder deze druk nieuwe vormen van arbeidsvoorwaarden proberen te introduceren om het aantrekken van personeel te verbeteren. Denk aan de work-life balance, hybride werken waar dit qua functie kan, meer flexibiliteit in werkschema, etc. Maar denk ook aan out of de box arbeidsvoorwaarden zoals een sportschool abonnement, het afbetalen van (een deel van) de studieschuld, opleidingsmogelijkheden, etc. Ook zie je dat de inhoud van personeelshandboeken steeds meer aandacht krijgen. Mede ook vanwege de ingevoerde Wet Transparante en Voorspelbare arbeidsvoorwaarden, maar ook zeker in de hospitality ingegeven door de wens aantrekkelijker te zijn voor personeel.

Huurperikelen

Vanuit onze vastgoedpraktijk zien we dat horecaondernemers geconfronteerd worden met hogere huurprijzen. Dit komt mede door de contractuele huurprijsverhogingen. Huurovereenkomsten worden doorgaans opgemaakt op basis van het standaard ROZ-model. In dit model is de jaarlijkse huurprijsaanpassing gekoppeld aan de consumentenprijsindex (CPI). Anders dan sommige partijen denken, moet hierbij niet gekeken worden naar de CPI van de maand waarin de huur verhoogd wordt, maar naar die van respectievelijk vier- en zestien maanden ervoor (bij contracten waar het model uit 2012 is gebruikt, is de formule te vinden in artikel 18.1 van de algemene voorwaarden).

In de maand september 2022 kwam de CPI bijvoorbeeld boven de 14% uit, hetgeen voor contracten waar de huur wordt verhoogd in januari heeft geleid tot forse huurverhogingen. Vanaf juni 2023 gebruikt het CBS een nieuwe methode om het CPI te berekenen waarbij, kortgezegd, voor het meten van de prijzen van gas en elektriciteit niet alleen maar wordt gekeken naar de prijzen van nieuw afgesloten contracten, maar ook rekening wordt gehouden met de tarieven van al langer lopende energiecontracten. De verwachting is dat hierdoor het CPI stabieler zal worden en in de toekomst lager zal uitvallen.

Mede gelet op bovengenoemde aangepaste berekeningsmethode, kan discussie bestaan over de vraag of verhuurders de huurprijzen wel volledig mogen verhogen op basis van het CPI van het afgelopen jaar (wat in sommige gevallen heeft geleid tot een huurverhoging van 14,5 procent). Op 4 mei 2023 heeft de rechtbank Den Haag in kort geding nog uitspraak gedaan over de (on)redelijkheid van een dergelijke (hoge) indexering. In deze uitspraak achtte de rechter het denkbaar dat de verhuurder niet de volledige indexering kan doorvoeren. De partijen moesten van de rechter met elkaar in gesprek over de indexeringsclausule.

Er zijn ook nog andere argumenten denkbaar waarom een verhuurder een huurder niet zou kunnen houden aan een bepaalde hoge indexering. Het kan dus nuttig zijn als horecaondernemer om, in ieder geval, met de verhuurder in gesprek te gaan over de hoogte van de indexering. Om elke discussie te voorkomen is het verstandig voor horecaondernemers (in de onderhandelingen over een nieuwe huurovereenkomst) om te verzoeken om een zogeheten ‘cap’ op de indexering. In dat geval kan slechts tot een contractueel bepaald maximum percentage worden geïndexeerd.

Tot slot: toch faillissement?

Zoals uit het voorgaande is gebleken, is de huidige schuldenproblematiek waar horecaondernemers mee te maken hebben complex en omvangrijk. Hierdoor begint ook het aantal faillissementen in de horecasector nu toe te nemen. In die gevallen zien ondernemers geen mogelijkheden meer om hun onderneming zelf te beëindigen omdat er bijvoorbeeld geen liquide middelen meer zijn en/of schuldeisers geen medewerking verlenen.

In het geval van faillissement wordt na de uitspraak een curator aangesteld die in het belang van de gezamenlijke schuldeisers optreedt door de faillissementsboedel – de onderneming en al haar facetten – te beheren en vereffenen. Een aantal van onze advocaten treedt geregeld op als curator en zij merken dat het onderhands verkopen van (onderdelen van) horecaondernemingen momenteel niet eenvoudig is. Door de onzekere economische tijden is de markt kritisch en terughoudend. Mogelijk dat het aantal ondernemers dat besluit te stoppen dus vaker aangewezen zal gaan worden op een faillissement als het hierdoor in het voorstadium niet tijdig lukt om een koper te vinden voor de onderneming.

Voorziet u als (horeca)ondernemer dat voortgaan steeds ingewikkelder wordt en hebt u advies nodig over hoe hiermee om te gaan? Heeft u vragen over uw personeelsbeleid? Neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag vooruit.

meer weten over onze expertises?

auteur(s)

Roos de Grave

Frédérique Vos

Advocaat | Curator

Jolanda de Groot

Advocaat | Counsel | MfN geregistreerd Mediator

deel dit artikel

gerelateerde artikelen

We nemen binnen een werkdag contact met u op