De turboliquidatie: een versnelling lager

De coronapandemie is voorbij, maar speelt nog altijd een actuele rol in het wetgevingsproces. Ten tijde van de pandemie was het de inschatting van de regering dat als gevolg van de coronacrisis meer ondernemers gebruik zouden gaan maken van de zogenaamde turboliquidatie. Met behulp van deze eenvoudige vorm van bedrijfsbeëindiging kan een faillissement worden voorkomen en een curator buiten beeld blijven. Misbruik van deze snelle vorm van ontbinding ligt echter op de loer. Deze combinatie zorgde voor een groeiende behoefte van de overheid om het vertrouwen in dit instrument te vergroten door aanvullende regels in het leven te roepen.

In dit artikel wordt ingegaan op ontbinding en liquidatie van rechtspersonen in het algemeen en meer in het bijzonder op turboliquidatie en de nieuwe wetgeving die – hoe het ernaar uit ziet – per 1 juli a.s. in werking treedt.

Ontbinding en liquidatie

De eerste titel van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) omvat algemene wetgeving over rechtspersonen zoals bijvoorbeeld B.V.’s en N.V.’s. Onderdeel van die titel is artikel 2:19 BW. Deze bepaling regelt de wijze van ontbinding van rechtspersonen. Dit kan op zes verschillende manieren, waaronder door een besluit van de algemene vergadering (van aandeelhouders) van een B.V. of N.V. Na de ontbinding blijft de rechtspersoon voortbestaan zolang dit nodig is voor de vereffening van de baten waarover de vennootschap nog beschikt. Zodra de baten zijn vereffend en verdeeld over de gezamenlijke schuldeisers, wordt de rechtspersoon geliquideerd.

Turboliquidatie

Het komt echter meer dan eens voor dat rechtspersonen op het moment van ontbinding niet meer over baten beschikken waardoor vereffening van het vermogen achterwege kan blijven. Van een dergelijke lege rechtspersoon kan bijvoorbeeld sprake zijn als daarin na oprichting simpelweg geen activiteiten zijn geëxploiteerd of wanneer de activiteiten en het vermogen door de jaren heen organisch zijn afgebouwd.

Artikel 2:19 lid 4 BW bepaalt dat wanneer de rechtspersoon op het moment van ontbinding leeg is, zij direct ophoudt met bestaan. Vereffening kan achterwege blijven en – in het geval van een ontbindingsbesluit door de algemene vergadering – doet het bestuur hiervan opgaaf aan het register (van de Kamer van Koophandel) waar de rechtspersoon is ingeschreven. Oftewel: een turboliquidatie.

Potentieel misbruik

Waar in geval van faillissement de curator het vermogen van de rechtspersoon vereffent conform de wettelijke rangregeling en met toezicht van de rechter-commissaris, kent de ontbinding en liquidatie buiten faillissement geen toezicht en controle.

Wanneer de rechtspersoon nog over al haar vermogen of een gedeelte ervan beschikt, zou dus ook kunnen worden besloten om (1) allereerst het vermogen te gelde te maken, (2) de opbrengst niet te laten toekomen aan de gezamenlijke schuldeisers, maar bijvoorbeeld slechts aan één specifieke schuldeiser en (3) pas daarna over te gaan tot ontbinding. Ook in dit geval is de vennootschap op het moment van ontbinding leeg en houdt direct op met bestaan. Het gevolg? De gezamenlijke schuldeisers hebben het nakijken. Hun vorderingen zijn immers onverhaalbaar en zij hebben geen zicht op wat met het vermogen is gebeurd.

Nieuwe wetgeving

Zoals hiervoor aangegeven verwachtte de overheid dat door de coronacrisis vaker van dit instrument gebruik zou worden gemaakt, ook in gevallen van misbruik van deze snelle wijze van ontbinding en liquidatie. De Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie moet hier verandering in gaan brengen. Op 14 maart 2023 is deze wet als hamerstuk aangenomen door de Eerste Kamer en zal in beginsel voor de duur van twee jaar in werking treden, waarbij de mogelijkheid bestaat dat de wet definitief wordt. Het is een beetje mosterd na de maaltijd aangezien we de coronacrisis – wat de directe aanleiding was voor invoering – al enige tijd achter ons hebben gelaten. Evenwel is transparantie ter algemene bescherming van schuldeisersbelangen wenselijk.

Beoogd wordt om die transparantie te bereiken door de invoering van artikel 2:19b BW en het bestuur van de rechtspersoon daarin te verplichten om binnen 14 dagen na ontbinding de volgende stukken te deponeren:

  1. Een balans en een staat van de baten en lasten over het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en over het voorgaande boekjaar als op het moment van ontbinding nog geen jaarrekening over dat jaar openbaar is gemaakt.
  2. Een beschrijving van:
    • de oorzaak van het ontbreken van baten op het moment van ontbinding; en
    • de wijze waarop de baten te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld (indien aan de orde); en
    • de redenen waarom een schuldeiser of schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven (ook indien aan de orde).
  1. De jaarrekeningen over de boekjaren die vooraf zijn gegaan aan het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden wanneer de wettelijke plicht tot openbaarmaking bestaat waar nog niet aan is voldaan.

Vervolgens moet het bestuur na de deponeringen onverwijld en schriftelijk de schuldeisers in kennis stellen. Verzuimt het bestuur deze verplichtingen correct en tijdig te vervullen, dan kan de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie op grond van het nieuwe artikel 2:19c BW een bestuursverbod opleggen. Mogelijk wordt schending van deze plicht in de toekomst ook nog strafbaar gesteld.

Nu is alleen nog de vraag wanneer deze wetgeving in werking zal treden. Er gaan geluiden op dat dit op 1 juli 2023 zal zijn, maar de wetgever heeft publicatie tot op heden achterwege gelaten.

Nog even afwachten dus

Mocht u voor of na 1 juli advies nodig hebben over de ontbinding en liquidatie van rechtspersonen, neem dan gerust contact op met ons ondernemingsrechtteam. Zij helpen u graag verder.

meer weten over onze expertises?

auteur(s)

Frédérique Vos

Advocaat | Curator

deel dit artikel

gerelateerde artikelen

We nemen binnen een werkdag contact met u op