Over de klachtplicht van artikel 6:89 BW is veel geschreven. En terecht. Het niet voldoen aan deze klachtplicht kan vergaande gevolgen hebben. Wordt er namelijk niet tijdig of ‘niet binnen bekwame tijd’ geklaagd over het vermeende gebrek in de prestatie, dan kan dit betekenen dat er op dit gebrek in de prestatie geen beroep meer kan worden gedaan. Hoe dit in de praktijk werkt volgt uit het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden in een zaak die ik recent behandelde.
Arrest Hof Arnhem- Leeuwarden
In een overnamegeschil stond ik de verkoper bij. Kort gezegd stelde de koper van de aandelen dat de verkoper de balansgarantie had geschonden en hij daardoor schadeplichtig was. In eerste aanleg bepaalde de rechtbank Midden-Nederland dat de verkoper onvoldoende had aangetoond dat er daadwerkelijk sprake was van de schending van de balansgarantie. In hoger beroep kwam het hof tot een zelfde oordeel, alleen werd in het arrest ook aandacht geschonken aan het verweer dat verkoper voerde dat – zou er al sprake zijn van schending van de balansgarantie – de koper te laat hierover had geklaagd en ook om die reden de vorderingen van koper niet konden slagen. Ten overvloede volgde het hof onze cliënte ook in haar verweer dat zelfs al zou de balansgarantie zijn geschonden, de koper niet aannemelijk had gemaakt hierdoor schade te hebben geleden.
De uitspraak is vooral interessant omdat deze laat zien hoe cruciaal de klachtplicht kan zijn: zelfs als er sprake zou zijn van een schending van de balansgarantie, zo oordeelde het hof, door te laat te klagen stranden de vorderingen.
De kwestie
De zaak betrof een aandelentransactie waarbij één derde van de aandelen in een vennootschap van cliënte werd verkocht voor € 800.000. De verkoper (onze cliënte dus) verstrekte hierbij de gebruikelijke garanties, waaronder een balansgarantie. De betreffende balansgarantie was gebaseerd op de balans en winst- en verliesrekening per 30 september 2018 en bepaalde verder dat:
- de balans een getrouw, duidelijk en stelselmatig beeld gaf van het vermogen;
- de boekhouding was in alle opzichten juist en volledig;
- er geen significante veranderingen in de activa en passiva waren sinds de balansdatum.
Na de transactie groeide de door cliënte verkochte onderneming erg hard en werd kort na de overname direct een sterke omzetgroei gehaald. So far so good.
Echter, de snelle groei bracht problemen met zich mee. Een accountantsrapportage uit mei 2020 toonde aan dat er door snelle groei van de onderneming de grip op de onderneming (en dan met name de interne processen) verloren leek te gaan. De koper stelde echter dat dit niet door de groei kwam, maar dit het gevolg was het beweerdelijke verkeerde beeld dat onze cliënte bij de verkoop van de onderneming had gegeven en verweet onze cliënte de balansgarantie te hebben geschonden door verschillende zaken niet op orde te hebben, zoals een onjuist voorraadbeheer, incourante voorraden die niet zouden zijn afgewaardeerd et cetera. Dit alles zou leiden tot een stevige afwaardering van het aandelenpakket van de koper en het verdampen van de financiering, waardoor schade zou zijn geleden en waarvoor onze cliënte aansprakelijk werd gehouden.
Naast de betwisting dat de verkoper was geslaagd in het bewijsrisico dat de balansgarantie was geschonden en als gevolg daarvan schade had geleden, voerde de verkoper het verweer dat de koper bovendien niet aan de klachtplicht had voldaan. Het hof oordeelde dat niet aannemelijk was dat de balansgarantie was geschonden, dat ook niet aannemelijk was dat de koper schade had geleden en bovendien dat de koper hoe dan ook niet in haar vorderingen gevolgd kan worden omdat zij te laat geklaagd had.
De cruciale rol van de klachtplicht
Het meest interessante aspect van de uitspraak betreft de schending van de klachtplicht ex artikel 7:23 BW. In eerste aanleg had de rechtbank zich namelijk niet over dit verweer van verkoper uitgelaten. Door de devolutieve werking van het hoger beroep kwam het hof hierop terug.
Artikel 7:23 BW beschermt de verkoper tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. De koper heeft de plicht om over een non-conformiteit binnen bekwame tijd te klagen. Ook een onrechtmatige daad of dwaling wordt binnen dat kader onder de werking van artikel 7:23 BW gebracht.
Onze cliënt ontving in april 2020 voor het eerst bericht over een aansprakelijkheidstelling. De koper had al vanaf december 2018 toegang tot de administratie en had dus ruim een jaar gewacht met het melden van vermeende fouten. Volgens het hof was het door de afgegeven balansgarantie niet noodzakelijk om direct na de transactie boekenonderzoek te verrichten. Wel was het opmerkelijk dat er bij het vaststellen van de jaarrekening van 2018 – in april 2019 – geen schending van de balansgarantie was ontdekt én vervolgens nog een heel jaar werd gewacht tot deze ontdekking werd geopenbaard aan onze cliënt. Ook was het volgens de accountant niet meer mogelijk om zonder met de kennis van nu (zogenaamde hindsight bias) naar de cijfers van 2018 te kijken. Door het verstrijken van de tijd was er te veel geschiedenis opgenomen in het in mei 2020 opgemaakte accountantsrapport, waardoor het te weinig specifiek en overtuigend was om de balans van september 2018 ondeugdelijk te verklaren.
De koper had dus niet binnen bekwame tijd geklaagd en ontnam onze cliënte hiermee de kans om de vordering goed te kunnen te betwisten. Dus zelfs al was al het voorgaande bewezen verklaard, dan nog zou de gehele vordering stranden door deze schending van artikel 7:23 BW.
Conclusie
Deze uitspraak onderstreept het cruciale belang van tijdig onderzoek doen en klagen bij non-conformiteit of hierover goede afspraken maken in de koopovereenkomst. Van de wettelijke klachtplicht kan namelijk contractueel worden afgeweken. Wanneer er toegang is tot de administratie en er geen directe onderzoeksplicht bestaat, moet een koper wel binnen redelijke termijn ontdekken dat er signalen zijn van mogelijke garantieschendingen. Het negeren van dergelijke signalen en lang wachten met klagen kan fataal zijn voor een vordering – zelfs als de onderliggende klacht terecht zou zijn.
Lees hier de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Heeft u vragen over de klachtplicht? Neem contact met mij of mijn kantoorgenoot Philip Rijnders op.

